zondag 31 juli 2011

van Puffelen

De uitgeefster wilde een achternaam voor Phinny. Achternamen vind ik lastig, dus dat probleem was ik steeds maar uit de weg gegaan. Zij stelde 'van Puffelen' voor. maar dat vond ik te Vlaams, meer iets voor Suske en Wiske of Nero.
Al telefonerend greep ik in de boekenkast naast me en het boek dat ik eruit trok was 'Deadly to bed' van Don Tracy. De uitgeefster wilde een naam met een P want ze houdt van allitererende namen.
Ik bladerde en zag de naam Prentice. "Phinny heet Prentice," riep ik. Na het telefoongesprek las ik het nog een keer na: James Prentice, a junior officer with a movie-star build and a penchant for custom-made uniforms.... "Ja," dacht ik, " een goede naam voor Phinny. Phinny Prentice."

zaterdag 30 juli 2011

de assistent

Een paar jaar geleden had ik een stagiaire. Hij deed van alles: tekenen, inkten, inkleuren, noem maar op. Hij was meer dan een stagiaire, hij was een volwaardige assistent.
Laatst moest ik voor de Eppo een plaatje uit Pulpman inkleuren, tenslotte verschijnt de Eppo wel in kleur. Had ik mijn assistent nog maar. Er is niemand die Roodhaar zo goed kan inkleuren als Jorg de Vos.

vrijdag 29 juli 2011

spontane dank

De uitgever van Haas vroeg me eens of ik in het boek nog mensen wilde bedanken voor hun bijdrage. Maar daar hou ik niet van, waarschijnlijk omdat ik zo mee voel met die mensen die net niet genoemd worden.
Maar in het geval van Phinny kon ik niet om Henk en Anky heen. Ik vroeg hen of ik hun keuken mocht fotograferen als documentatie voor een paar plaatjes. Dat mocht, maar Anky wilde dan wel publiekelijk bedankt worden.
Bij deze: reuze bedankt. Zonder jullie keuken was deze pagina nooit zo leuk geworden!

donderdag 28 juli 2011

uitstraling

 Er waren nieuwe gedachtes over het omslag van Phinny. Was het omslag van Liz met die opvallend rode jurk, die geile blik, en die bedreigende schaduw, niet te veel Pulpman-achtig ?
Als dit een verhaal met een andere uitstraling moest zijn, zou er dan niet een wat meer kunstzinnig omslag op het boek moeten komen?
Ik dacht aan Phil Hale. Hij maakte omslagen voor stripboeken als Hellblazer, cyberpunk illustraties van een vent die vecht met een robot, maar ook portretten.
Hij schildert met een klassieke kleurstelling, zijn portret van Tony Blair heeft een hoeveelheid bruin waar Rembrandt jaloers op zou zijn. Het oogt modern door zijn uitsnede en wat hoge standpunt, hij kijkt op Blair neer. Dat moest ik ook maar eens doen, een wat hoger standpunt.

woensdag 27 juli 2011

seksbom

De schets van een pagina beviel me niet. Ik had een explosie getekend in een gebouw, een aantal agenten zijn net uit hun auto gestapt en kijken toe hoe de ramen uit hun sponningen vliegen. Van welke kant ik het ook schetste, ik bleef ontevreden.
Tot ik toevallig op een opname stuitte uit de film Niagara, een film die ik volgens mij nooit gezien heb. Op die foto loopt Joseph Cotton de trap op, Marilyn Monroe staat boven bij een deur.
Toen ik die foto zag wist ik het onmiddellijk: zo moet die scene in beeld gebracht worden. Maar dan in spiegelbeeld. En op de plaats van die seksbom een gewone.

dinsdag 26 juli 2011

de auto van Phinny

Mijn vrouw en ik reden naar huis. "In wat voor auto denk je dat Phinny rijdt?" vroeg ik. We reden achter zo'n nieuwe Fiat 500, een roze. "Zoiets?" zei mijn vrouw. "Nee, dat is voor meisjes van onder de 23." Of die gedachte in dit geval klopte betwijfelde ik, er zat een kind op de achterbank. Maar toen we langs de Fiat scheurden was het duidelijk: meisje van onder de 23 achter het stuur. " Zo'n moderne Mini dan?" Maar dat vond ik ook niks. "Boodschappenkarretje. En Phinny doet geen boodschappen, die laat alles thuis bezorgen." We reden onze straat in. Mijn vrouw had nog een suggestie: "Een Alpha Romeo." Verdomd, dat is 'm. Stom dat ik daar niet zelf op kon komen.

maandag 25 juli 2011

regenbuien

Op de academie zei ik een keer tegen een illustratieleraar dat ik de Amerikaanse pentekeningen uit het begin van de 20e eeuw mooi vond, zoals die van Joseph Clement Coll. "Oh nee," zei Piet, "Dat is helemaal niks. Regenbuien."
Piet is al jaren dood maar als ik tegenwoordig pen strepen zet zoals op het derde plaatje van deze pagina van Phinny moet ik aan hem denken: "Piet zal dit wel regenbuien vinden. Maar goed dat hij het niet ziet."

zondag 24 juli 2011

staartjes en kistjes

Nu Pulpman 11 klaar is moet ik zo zoetjes aan weer verder met Pulpman 12. Vandaag heb ik gewerkt aan het omslag. Naast onze clown zit Simone, een hoofdfiguur uit de strip "De  schuilplaats".
Het eerste hoofdstuk van "De schuilplaats" stond in Pulpman 1. In de tijd dat ik dat verhaal begon te tekenen keek ik naar de misdaadserie NCIS. Daarin kwam een vrouw voor die laboratorium onderzoek deed naar sporen van een misdaad plek. Terwijl ik keek wist ik dat zij Simone moest worden.
Maar dan wilde ik mijn Simone wat jonger, met een ronder hoofd, en ik wilde nog meer veranderingen. Eigenlijk werd het figuur al schetsend heel iemand anders. Alleen de twee staartjes en de legerkistjes zijn gebleven.

zaterdag 23 juli 2011

Het smalle pad

Iemand vroeg me waarom ik zoveel stippeltjes teken in mijn strippagina's, het maakt volgens hem mijn werk zo ouderwets. Volgens mij bestaan er twee categorieën pagina's: slechte en goede. Uiteraard is er een traploze schaal tussen deze twee uitersten. Ouderwetsheid is hierin geen criterium, het aantal stippeltjes ook niet.
Laat andere tekenaars het modieuze brede pad maar lopen, ik volg wel mijn eigen smalle pad. Een pad dat verhard is met tegendraads gedrag.  Ik ben meer stippeltjes gaan zetten.

vrijdag 22 juli 2011

The illustrator's illustrator

Vrij recent is een geweldig boek over Robert Fawcett (1903-1967) verschenen: the illustrator's illustrator. Die titel is gekozen omdat kenners van het illustreren, andere illustratoren maar ook uitgevers, editors en art directors, de kwaliteiten van het werk van Fawcett zagen, maar dat hij bij het grote publiek tamelijk onbekend is gebleven.
Blijkbaar zijn er kunstenaars met grote kwaliteiten die nooit een echte hit hebben gescoord. Een troostrijke gedachte.

donderdag 21 juli 2011

de Pulpman methode

De Japanse strips vind ik geweldig om te lezen, jammer dat ze bijna allemaal zo  slecht getekend zijn. De hardware, gebouwen, auto's en pistolen en zo, zijn meestal prachtig verzorgd, maar de poppetjes zijn vaak clichématig en oninteressant.
De tekenaars bestuderen elkaars werk in plaats van de natuur. Mijn pleidooi voor de striptekenaar, en dan bedoel ik niet alleen de Japanse: ga modeltekenen. Vandaar de achterkant van Pulpman 11, striptekenen volgens de pulpmanmethode.
De cover is er al, nu alleen nog even de inhoud schrijven.

woensdag 20 juli 2011

de goede smaak

De nieuwe Pulpman is uit, vol met de bekende ingrediënten: zinloos geweld en zinloze seks.
De strips die ik voor dat blad maak moeten smakeloos zijn, dat is nou eenmaal mijn lol. Maar het schijnt dat er mensen zijn die al dat zinloze geweld en die pornografie niet aantrekkelijk vinden. Heel vreemd inderdaad.
Maar voor hen is er binnenkort dus Phinny. Dat is geen strip voor in de Pulpman. Geen bloot. Nou ja, een paar billen van Liz als ze onder de douche staat, maar dat is het dan wel. Geen sex. Nou ja, er wordt wel wat in geneukt, maar alles heel decent in beeld gebracht. En geen geweld. Nou ja, er wordt wel iemand dood geschoten, maar het is heel smaakvol, zinvol geweld.

dinsdag 19 juli 2011

handen

Iemand hoorde dat ik striptekenaar was. "Goh , wat leuk. Wat is nou eigenlijk het moeilijkste voor een striptekenaar?" Die vraag overviel me een beetje. "Eh..." Gelukkig was het een hulpvaardig iemand. "Handen zeker, hè? Ik heb wel eens gehoord dat handen het allermoeilijkste zijn om te tekenen. Vindt u dat ook het moeilijkste, handen?" "Nee, dat valt wel mee, handen. Je hebt ze altijd voor handen, hè. Als je het niet zeker weet kun je altijd naar je eigen handen kijken. Of in de spiegel, dan kun je de andere kant zien. Of je tekent de handen op de achterkant van je velletje en dan trek je het nog een keer op een lichtbak over."
Geen idee wat het lastigste is, in ieder geval iets wat moeilijker te documenteren is dan handen.
Laatst las ik een stukje van een tekenaar: handen waren verreweg het moeilijkste om te tekenen. Huh?

maandag 18 juli 2011

strand

Kort geleden schreef ik over het zonnige karakter van de strandscenes van de Spaanse schilder Sorolla en mijn poging om dat op een schilderijtje uit te proberen. De directe aanleiding voor mijn probeersel was een boekomslag voor de Zeemeeuw.

Sorolla was een grote inspiratiebron voor veel Amerikaanse illustratoren uit de jaren vijftig, waaronder Tom Lovell. Een strandscene van Lovell heeft een heel ander karakter als die van Sorolla: de figuren zien er bij Lovell uit als fotomodellen. Maar net als bij Sorolla schijnt er een heerlijk felle zon.
Op mijn omslag voor de Zeemeeuw van een paar jaar geleden schijnt dat zonnetje niet, en het meisje lijkt niet op een fotomodel. Het liefste zou ik nu alsnog willen verder gaan met het omslag om te kijken of ik het anders zou kunnen maken, geinspireerd door Sorolla en Lovell.
Maar het is niet logisch om door te werken op een omslag dat al gepubliceerd is.

zondag 17 juli 2011

enge clown

De eerste omslagillustratie met Pulpman die ik maakte was voor het boek "Afgezaagd". Ik werd geïnterviewd, en de journalist vroeg wat ik nou precies met clowns had. Van mijn eerste antwoord," helemaal niets," werd hij niet vrolijk. "Nou ja " zei ik, want ik wil zo'n journalist ook wel een beetje helpen, "toen ik een jaar of 5 was logeerde ik een keer bij mijn oma, en aan het voeteneinde bij mijn bed was het hoofd van Pipo de Clown opgehangen.
In het schemerduister leek het of een enge kop mij kwaad aan keek, en ik werd doodsbang. Ik heb net zolang geschreeuwd tot iemand die foto weg kwam halen. Sindsdien heb ik een bloedhekel aan clowns." Ik zag de journalist blij opkijken, nu ging het interview de goede kant op.

zaterdag 16 juli 2011

een manga werkwijze

Van de japanse strip Gantz kocht ik laatst de delen 1 en 2. Op internet zag ik dat in 2009 nummer 27 was uitgekomen, met een gemiddelde van 200 pagina's praten we dan al over 5400 pagina's.
Ik vind 101 pagina's Phinny al veel, hoe krijgen die manga tekenaars zoveel pagina's toch voor elkaar? Een tipje van de sluier wordt opgelicht.


 Stap 1: schetsje. Niks vreemds aan.


Maar dan stap 2: Medewerkers van de tekenaar maken in de computer een 3 D uitwerking van de schets. Geen idee waarom. Volgens mij helpt dit de tekenaar op geen enkele manier.


Stap 3: aan de hand van de computerpresentatie tekent de tekenaar de poppetjes.


Stap 4: Medewerkers maken in de computer de achtergronden, pistolen enzovoorts.

Stap 5: Poppetjes en achtergronden worden in de computer samengevoegd, de pagina wordt van grijstinten voorzien.

Stap 6 balloons komen erbij. De pagina is klaar.

Ik ben vooral jaloers op stap 4. Het lijkt mij wel wat, dat ik tegen iemand kan zeggen: daar wil ik een winkelcentrum, met wat auto's ervoor. Dan teken ik zelf die wolk wel.

vrijdag 15 juli 2011

rode jurk

De uitgever van Phinny belde: "Nog even over het omslag van Phinny dat je me gisteren liet zien: kan die jurk misschien nog wat roder?" Gelukkig wist ik het antwoord op die vraag. "Eigenlijk niet, nee. Ik heb pure cadmium rood en vermiljoen gebruikt, onvermengd. Roder dan zo uit de tube kan ik die kleuren niet krijgen." Na het telefoongesprek heb ik het toch geprobeerd, met een nog dikkere laag rood. Maar wat ik al dacht: het omslag werd er niet mooier door. Ik heb nog wat aan de schaduw gerommeld, en aan de huid van Liz, en wat bleek: hij werd zelfs lelijker!
Even heb ik overwogen om het ding in flinters te trappen. Maar ja, uiteindelijk ben ik zelf degene die daar het meeste last van heeft, niet echt een fijne wraak. Ik heb het dus maar niet gedaan. Een mooie overwinning van de ratio op de emotie.

donderdag 14 juli 2011

trap in zee

Er zijn veel goede combinaties te maken met trappetjes. Wat te denken van een trap, een zee, een vrouw en lappen. Iets mooiers valt toch niet te bedenken. En dan noem ik het "Trap in zee". Tijdens een expositie vroeg een vent een keer aan mij hoe ik aan de inspiratie gekomen was voor mijn " trap in zee".
Ik gaf hem een eerlijk antwoord, en dat viel hem nogal tegen. "Wat had je dan verwacht", vroeg ik, "dat het een ode aan de vrijheid is of zo?"" Ja, dat klinkt al een stuk beter. " vond hij. "Het is ook een ode aan de vrijheid, hoor," probeerde ik nog, maar de man was al niet meer geïnteresseerd.
Later heb ik het schilderij gelukkig verkocht aan een familie die geen lulverhalen wilde maar wel een schilderij.

woensdag 13 juli 2011

bedrijventerrein

Mijn vrouw weet wat ik leuk vind, en daarbij horen zeker bedrijventerreinen. Al die interessante vormen, pijpen, afsluiters, ik vind het allemaal prachtig. Vooral als er ook nog containers op het terrein staan, pallets met kisten en tonnen.
Laatst kwam ze terug van een fietstocht met een foto van een terrein in Amsterdam Noord. Ik wist meteen voor welk plaatje in de strip Phinny ik die foto wilde gebruiken.
Aan een paal hangt een soort slang met een ding erop, geweldig. En er staat ook een trappetje op de foto. Ik hou van bedrijventerreinen, maar ik ben helemaal gek van trappetjes. En een trappetje op een bedrijventerrein, ja, dat is een gouden combinatie.

dinsdag 12 juli 2011

een top opdracht

Vandaag had ik echt een heerlijke opdracht. Ik moest een plaatje uit het nieuwe Haas boek, het laatste plaatje van pagina 20, opnieuw tekenen. Precies hetzelfde, maar dan zonder tekstballon over zijn hand.
Lekker klusje, er hoeft niets bedacht te worden. Helaas kwam ik bij het tekenen niet lekker uit. Opnieuw dan maar. En nog een keer opnieuw. Kortom, het natekenen van mijn eigen plaatje viel me enorm tegen.
En het inkten ook, trouwens. Het maniakale in de uitdrukking van Simon Donkersloot kreeg ik toch niet precies hetzelfde als in het voorbeeld. Hopelijk is de opdrachtgever tevreden, want ik heb geen zin om me er nog een keer over te moeten buigen. Wat een kutopdracht.

maandag 11 juli 2011

Franse markt

Laatst had ik contact met een manager die werkt in Frankrijk. Want dat leek me wel wat, publiceren in het Mekka van de strips. Maar mijn werk was volgens de manager niet geschikt voor de Franse markt: te veel arceringen, te weinig bizarre standpunten, dat soort dingen.
Eén van die moderne tekenaars die succes hebben in Frankrijk is de rus Jigounov, tegenwoordig de tekenaar van de hitserie XIII. Vanaf deze week wordt XIII voorgepubliceerd in de Eppo, ik ben dus extra nieuwsgierig wat Jigounov ervan gemaakt heeft: hier kan ik het van leren.
Ik sprak een andere kenner van de Europese strip. Ik zei dat ik vooral uit keek naar de voorpublicatie van XIII. "Oh," was zijn commentaar, "kutstrip. Vlak getekend, slechte lijnvoering, stijf, hopeloos en waardeloos. Onmiddellijk de Eppo weer uit."
"Maar dit is toch wat ze in Frankrijk vreten", probeerde ik nog. "Welnee, hoe kom je daarbij?" Kennelijk is er geen consensus wat die Fransen nu eigenlijk willen, en moet ik gewoon maar doorgaan op mijn eigen vertrouwde weg. Jammer.

zondag 10 juli 2011

meer wapens

Tijdens een verjaardag werd ik aangesproken door mijn zus. "Je hebt een fout gemaakt op je blog toen je schreef dat je geen speelgoedwapens mocht hebben.  Je had wel degelijk wapens", zei ze," je had in ieder geval een geweer dat je kon spannen door hem te knikken, zodat je er een kurk of een propje mee kon schieten." Dat geweer had ik inderdaad,  niet thuis maar bij mijn oma. Tijdens een logeerpartij mochten mijn zus en ik allebei iets uitkiezen in een speelgoedwinkel. Uiteraard koos ik een wapen: het knak geweer. Mijn moeder deed gepikeerd tegen oma omdat ik het wapenembargo had kunnen ontduiken. "Kon ik niets aan doen", zei oma terecht, "hij mocht nou eenmaal iets uitkiezen."
Mijn zus vertelde tijdens die verjaardag ook dat ze nog gezocht had naar jeugdfoto's waar ik met een klappertjespistool of iets dergelijks op zou staan. "En? " vroeg ik. "Niet gevonden." Tuurlijk niet. Wat er niet is kun je ook niet vinden.

zaterdag 9 juli 2011

jatwerk

De western waar ik gisteren over schreef heb ik nooit afgemaakt, ik ben blijven steken op pagina 15. Op pagina 5 komt een paard voor dat ik herken, het is gejat, maar niet uit een Blueberry. Het is een paard dat voorkomt bij Frederic Remington, een Amerikaanse schilder en beeldhouwer uit het begin van de 20e eeuw.
Remington heeft het wilde westen persoonlijk meegemaakt, hij heeft gediend bij de cavalerie in New Mexico en Arizona, Montana en het Dakota gebied. Hij kende en observeerde cowboys, Cheyenne, Apache, Sioux en Crow indianen. Waar ik dat plaatje van dat paard van Remington gezien heb weet ik niet meer, waarschijnlijk wist ik op dat moment niet wie Remington was.
Wel vind ik het grappig om te zien dat ik op 14 jarige leeftijd niet alleen door strips maar ook door bepaalde schilderkunst geraakt werd.